Door peilverschillen tussen grondwater- en oppervlaktewater ontstaat kwel (opwaartse beweging) en infiltratie (neerwaartse beweging). Het gaat daarbij om de volgende waterfluxen: (1) opwellen in waterlopen, (2) afvoer via buisdrainage, (3) afvoer via oppervlakkige afstroming en (4) infiltratie.
Ook dieper in de ondergrond kunnen afhankelijk van het grondwaterstromingssysteem en de aanwezigheid van kleiige hydrogeologische eenheden ("scheidende lagen") verticale grondwaterbewegingen gekoppeld aan grondwaterstandsverschillen ontstaan. Deze zijn de zien in het tabblad kwel/wegzijging van Grondwaterstanden-in-Beeld voor monitoringsputten waarbij de grondwaterstand in meerdere waarnemingsfilters wordt gemeten.
Interactie tussen grond- en oppervlaktewater
Met kaarten is het dynamische landelijke beeld van grondwater-oppervlaktewater interactie inzichtelijk gemaakt voor drie kalenderjaren waarvan de weersomstandigheden jaargemiddeld te kenmerken zijn als zeer nat (1998), gemiddeld (2004) en zeer droog (2003). Deze zijn tot stand gekomen door de daggegevens van het NHI 2.1 door te rekenen in combinatie met het grondwatermodel REGIS II versie 2.1.
Vraagstukken
Kwel en infiltratie spelen in allerlei vraagstukken rond grondwater een rol, onder meer:
- Bij het bepalen van een toekomstige, robuuste zoetwatervoorziening;
- Bij het inschatten van effectieve waterbeheermaatregelen;
- Bij karakterisering en toestandsbeoordeling van waterlichamen voor de Kaderrichtlijn water (KRW);
- Voor grondwaterafhankelijke natuurgebieden waarbij waterlopen met een ecologische functie in verbinding staan met regionaal toestromend grondwater.