Uit korrelgrootte-analyses worden gegevens verkregen over de fysische eigenschappen, zoals doorlatendheid en porositeit van de grondsoorten. Analyse van de samenstelling van de zware mineralen in het bodemmonster geeft informatie over het brongebied van het sediment en ondersteunt zo de geologische interpretatie. Door chemische analyses aan boormonsters worden de algemene geochemische samenstelling en de kwaliteit van bodem en grondwater bepaald.
Korrelgrootte
Afhankelijk van de korrelgrootte en het bijbehorende percentage bestaat de grondsoort hoofdzakelijk uit veen, klei, leem, zand of grind. Startpunt voor deze analyse is het opdelen van het monster in de fracties organische stof en korrelgrootte, gebaseerd op de sedimentclassificatie volgens norm NEN5104. De korrelgrootte wordt vervolgens bepaald met een zandlineaal, door zeven, bezinkingsproeven en/of met de laserdiffractie methode.
Zware mineralen
Op basis van de inhoud aan zware mineralen valt onderscheid te maken tussen de herkomst en ouderdom van de geologische formaties. Oude rivierafzettingen van de Rijn (Urk Formatie), onderscheiden zich bijvoorbeeld van nog oudere afzettingen (Formatie van Sterksel) door hun hogere percentage zware mineralen van vulkanische oorsprong. Een ‘marker’ hierbij is het mineraal augiet, afkomstig van vulkaanerupties in de Eifel. Het verschil in mineraalsamenstelling is een hulpmiddel bij het correleren van de bodemlagen.
Chemische analyses
Voor het opstellen van normen voor bodem- en grondwaterkwaliteit en het adequaat behoud van infrastructuur, funderingen van gebouwen en archeologisch erfgoed is chemische kennis van de ondergrond noodzakelijk. Op basis van chemische analyse van boormonsters worden de gehalten van metalen, kalk en organisch materiaal gemeten. Dit geeft informatie over bijvoorbeeld de achtergrondconcentraties, microverontreinigingen, zuurbuffer-, reductie-, en sorptiecapaciteit.